Het Space Shuttle Programma

Ontwikkelingen

Al tijdens het Apollo programma is het budget van de NASA ingekort en hierdoor zijn 3 Apollo maanvluchten (Apollo 18, 19 en 20) geschrapt van het manifest. Om in de toekomst ook kosten te kunnen besparen nam President Richard Nixon begin 1972 het besluit om een herbruikbare ruimtevaartuig te ontwikkelen.
Hoewel de onderzoeken hiernaar al jaren hiervoor waren gestart kwam nu pas 'het grote onderzoek' van de grond.
Het doel van het nieuwe programma was onder andere het pendelen van en naar de ruimte. Hiervoor moest een herbruikbaar ruimtevaartuig worden ontwikkeld dat bij terugkeer snel kon worden klaargemaakt voor de volgende vlucht.
Een deel van de infrastructuur dat al aanwezig is was op het Kennedy Space Center voor het Apollo-programma zou worden omgebouwd moeten worden om een deel van de kosten te besparen. Nieuwbouw zou te veel tijd en geld kosten om te realiseren. Zo werd het 'Vehicle Assembly Building' inwendig volledig verbouwd om de Space Shuttle klaar te kunnen maken voor lancering. Ook de 3 mobile lanceerplatformen die voor Apollo waren gebouwd moesten worden aangepast: De ondersteuningstorens op de platformen werden verwijderd, er werden gaten gemaakt voor de stuwraketten en de motoren van de ruimteveer en er werden 2 'tail service masts' geplaatst. (Deze masten waren bedoeld om onder andere de externe tank te kunnen vullen met vloeibaar waterstof en zuurstof, en voor elektrische verbindingen naar bijvoorbeeld 'Launch Control Center')
De nieuwe lanceertorens werden een vast onderdeel van Lanceercomplex 39a en 39b

Voordat de eerste Space Shuttle daadwerkelijk gelanceerd kon worden moest men eerst weten hoe de ruimteveer zich gedroeg tijdens een lancering, tijdens de vurige terugkeer en het landen op een 'gewone' manier op een landingsbaan. Hiervoor zijn er 3 test shuttle's bebouwd:

- STA-099 (de latere Challenger): deze is gebruikt om het hele frame een jaar lang bloot te stellen aan de krachten van de lancering
- MPTA-098: Deze test-'shuttle' was gebruikt om de ophanging van de 3 motoren samen met de brandstofvoorziening te testen, in combinatie met het testen van de motoren zelf
- OV-101, de Enterprise: Deze shuttle heeft daadwerkelijk gevlogen, maar niet in de ruimte. Tijdens de 'Approach and Landing Tests' heeft men gekeken hoe de shuttle zich gedroeg tijdens het 'normale' aanvliegen van een landingsbaan. Ook is deze shuttle gebruikt om te zien hoe men het transport ervan het beste kon uitvoeren.

Bij de projecten Mercury, Gemmini en Apollo was het gebruikelijk de eerste capsule onbemand te lanceren om te controleren hoe de terugkeer verlopen zou. Helaas was dit met de Space Shuttle niet mogelijk. Voor de Amerikanen was dit ook een 'first': eerste lancering gelijk bemand.

Uiteindelijk zijn er eerst 4 ruimte-waardige shuttles gebouwd (Columbia, Challenger, Atlantis en Discovery) , na de Challenger ramp in 1986 is er uit de reserve onderdelen een 5e shuttle gebouwd de Endeavour.